Geplaatst op - 13 Juli 2018
Misschien herinner je je nog hoe ik aan het begin van mijn stage vertelde over de verschillende types in het spreken van een vreemde taal. En dat ik mezelf probeerde te zien als een probeerder; het type dat het misschien helemaal niet kan, maar zich toch probeert verstaanbaar te maken in de taal van de ander. Ik was toen zo’n drie weken in Italië en had mijn eerste woordjes al wel geleerd, maar sprak nog niet heel veel Italiaans. Ondanks dat ik het echt weleens probeerde, maakte ik nog behoorlijk gebruik van het feit dat de Italianen beter Engels spreken dan de Spanjaarden. Inmiddels is het twee maanden verder en dus praat ik je bij over mijn ervaringen met het Italiaans en andere taalperikelen.
De week nadat ik de blog over de taalbarrière geschreven had, gebeurde er veel op taalgebied. Eerst ging ik een hele zaterdag met de kerk op pad en ik herinner me nog heel goed dat die dag mijn eerste echte zinnen Italiaans eruit kwamen. De jongeren probeerden echt wel Engels met mij te praten, maar ik had ook wat contact met oudere gemeenteleden en met hen was het Engels niet haalbaar. Verder voelde niet iedereen zich even gemakkelijk bij het Engels en zongen we best veel – uiteraard Italiaanse – liederen, dus ik zat toch in de juiste sfeer. Waarschijnlijk was ik niet te begrijpen en kwam het er hortend en stotend uit, maar de eerste stap was gezet. De week daarop was ik vijf dagen lang op veldwerk met een man, die geen Engels sprak. Er was ook nog een meisje die wel wat Engels sprak, maar het ging allemaal niet heel vloeiend. En aangezien de man een kletskous was, ging mijn Italiaans met sprongen vooruit. Ik had mijn eerste volledig Italiaanse gesprekken en deze man heeft mij ontzettend veel geleerd. Toen ik op zaterdag terug was en met een vriend pizza ging eten, kwam er al steeds meer Italiaans in ons gesprek.
Met mijn eerste Italiaanse "docent"
Ik weet niet precies wanneer het was, maar langzaamaan nam het Italiaans de gesprekken meer en meer over. Waar ik aan het begin met vrijwel iedereen Engels sprak, is dat nu bijna helemaal weg. Italiaans is de voertaal geworden, zelfs met de mensen die aan het begin standaard Engels met mij spraken. Alleen met de professor spreek ik nog veel Engels. Over deze “evolutie” zijn wel een paar leuke dingen te zeggen. Aan het begin gaf bijvoorbeeld de meerderheid aan heel blij te zijn dat ik Engels sprak. Op deze manier zouden zij weer een stuk meer Engels leren, want dan konden ze met mij oefenen. Ik vond dat prima, want het maakte de communicatie een stuk makkelijker. Aan de andere kant vond ik het af en toe wat jammer, omdat daardoor mijn Italiaans iets minder snel beter werd. Echter, met al deze mensen spreek ik nu volledig Italiaans. Af en toe herinneren ze zich hun eerste intentie weer en voeren we een tweetalig gesprek (zij Engels, ik Italiaans), maar meestal blijft het toch bij hun moedertaal. Het grappige is dat het omgekeerde waar is voor één vriend, die aan het begin liever niet Engels met me sprak. Hij is echter juist degene die het volhoudt om in onze appgesprekken, en af en toe ook in real life, Engels te praten. We voeren dus vrijwel altijd tweetalige gesprekken en daardoor zijn ze soms ook erg lang. We verbeteren elkaar namelijk consequent. Superfijn, want hierdoor blijf ik iedere dag weer leren.
Binnen een maand kwam ik tot de ontdekking dat ik weer eens niet de makkelijkste regio gekozen had om een nieuwe taal te leren. Napoli is namelijk de trotse bezitter van een eigen taal en soms, net als het Murciaans, vrijwel onverstaanbaar. Gelukkig spreken de meeste mensen hier ook heus wel beschaafd Italiaans, maar toch sijpelt hun eigen taal er wel doorheen en spreken ze doorgaans niet heel duidelijk. Aan het begin weigerde ik Napoletaans te leren, want één nieuwe taal vond ik al teveel, maar al snel leerden ze me toch de eerste typische zin aan: “Vide ‘o mare quant’è bello! Spira tantu sentimento” (zie hoe mooi de zee is! Zij inspireert tot zoveel liefde). Ik spreek nog steeds niet veel meer dan dat, maar toch herken ik al aardig wat woorden. Dit inspireerde mij om hen ook wat Nederlands te leren en vooral een aantal is daar behoorlijk bevlogen mee. Het zijn een beetje willekeurige woorden af en toe, maar het repertoire omvat onder andere: ui, duif, dank je (wel), alsjeblieft en vlokken. Ik vind het ontzettend leuk om te zien hoe ze zich er ook echt voor inspannen om mij wat tegemoet te komen. Zo viel mijn mond letterlijk open toen een jongen na de kerk naar me toe kwam en volledig begrijpelijk tegen mij zei: “Hey, hoe gaat het?”. We hebben ook nog een klein wedstrijdje gedaan, wie het beste de volgende zin kon uitspreken: “Het is hier vet gezellig”. Ik was de vier deelnemers heel dankbaar dat ze hun eerste poging wilden opnemen en aan mij wilden laten horen, want mijn lachspieren zijn daardoor weer flink getraind. Het waren twee families tegen elkaar en de ene broer en zus hadden duidelijk meer talent dan de anderen, maar na een paar keer oefenen waren ze allemaal goed verstaanbaar.
Aan de studie
Als ik zo terugkijk op de snelheid waarmee ik het Italiaans geleerd heb, denk ik dat ik best tevreden mag zijn. En dat is niet per sé omdat ik zelf zo goed denk te zijn, maar het wordt me vrijwel iedere dag op het hard gedrukt door al mijn leraars. En dan vooral als ik aan een persoon voorgesteld wordt. Eerst wordt ik gevraagd hoelang ik hier al ben en dan stelt diegene mij voor: “Dit is Marion, ze komt uit Nederland en heeft binnen zó korte tijd al zó goed Italiaans geleerd. En ze begrijpt zelfs nog veel meer dan ze het spreekt!”. Ik houd het er maar op dat ik op deze manier goed kan bijhouden hoelang ik al in Italië ben, want ik wordt altijd wel een beetje verlegen van al die complimenten. En ik ben zelf nooit tevreden. Ik maak nog steeds veel fouten en wordt regelmatig niet goed begrepen, omdat ik me niet goed uit kan drukken. Ook het begrijpen gaat echt lang niet altijd goed, ook al zou dat dus nog veel beter moeten zijn, volgens hen. Nog steeds begrijp ik het lang niet altijd als mensen mij direct een vraag stellen. Of als er een hele afweging gemaakt wordt, begrijp ik vaak net niet wat de uitkomst is. Dat zijn van die dingen, waar het subtiele het verschil maakt en dat mis ik dan. Maar ik doe mijn best en gelukkig zijn ze zo behulpzaam om mij regelmatig te vertellen wat ik fout doe. Dus ook in deze laatste weekjes hoop ik nog een hoop te leren.
Op deze website zal ik regelmatig een update plaatsen over mijn leven en stage in Italië. Mijn avonturen in Napoli: de stad van de maffia, waar je vuilnis niet opgehaald wordt en het weer heerlijk moet zijn. Vooroordelen of de waarheid? Ik hoop het je te vertellen. Als ik de tijd vind, post ik ook nog andere dingen, dus kom regelmatig een kijkje nemen! Wil je zeker zijn dat je niks mist? Vul dan onderaan je mail-adres in, dan krijg je maximaal een keer per week een mail van mij.
© 2018, Designed by Marion